Netwerken

 

Sommige overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg organiseren reeds lang overleg m.b.t. kinderen en jongeren. Aangezien de werkingsgebieden van de netwerken samenvallen met de provinciale territoria en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is er voor de overlegplatforms een voor de hand liggende rol m.b.t. de netwerkcoördinatie weggelegd. Zij nemen een unieke plaats in binnen de geestelijke gezondheidszorg.

In afwachting van een autonome en onafhankelijk functionerende netwerkcoördinatie worden ze door de verschillende overheden erkend als een belangrijk initiator van netwerking.

De federale overheid stelt voor de netwerkcoördinatie 100.000 euro bijkomende financiering op jaarbasis ter beschikking. Daarnaast beschikt ieder netwerk over 37.017,43 euro die voortkomt uit de integratie van de brugfunctie tussen justitie en de actoren van de geestelijke gezondheidszorg (in het kader van de uitbouw van het zorgtraject voor justitiële jongeren). Deze middelen worden toegekend d.m.v. een B4-overeenkomst met een ziekenhuis dat deel uitmaakt van het netwerk (cfr. template voor de beschrijving van het netwerk). Dit ziekenhuis draagt de ontvangen middelen integraal en onverwijld over aan het netwerk. Hieruit volgt dat iedere partner die deel uitmaakt van het netwerk de werkgever kan zijn van de personen die de netwerkcoördinatie invullen. Deze partner ontvangt de middelen voor de netwerkcoördinatie.

De netwerkcoördinatie functioneert autonoom en onafhankelijk. Ze beschikt over één aanspreekpunt gesitueerd op een neutrale locatie zodat niet de indruk gewekt wordt dat de coördinatie gelieerd is aan één of enkele netwerkpartners.

Naast deze financiering vanuit de federale overheid investeren ook de gemeenschapsoverheden in de netwerkcoördinatie. Zij integreren de financiering van de overlegfunctie voor kinderen en jongeren van de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg in de netwerkcoördinatie. De timing en modaliteiten van deze integratie worden tijdig gecommuniceerd.

De concepten ‘zorgcircuits’ en ‘netwerken’ zijn 18 jaar geleden voor het eerst gelanceerd. Sinds de start van de ‘projecten artikel 107’ voor de leeftijdsdoelgroep van de volwassenen in 2010 zijn grote stappen gezet in de verdere concretisering ervan.

De geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren heeft zich kunnen voorbereiden op het nieuw beleid door te anticiperen op de inhoud van de ‘Gemeenschappelijk Verklaring voor de realisatie van netwerken en zorgcircuits in de GGZ voor kinderen en jongeren’ goedgekeurd op 10 december 2012 en de ‘Aanvullende Gemeenschappelijke Verklaring op de Gemeenschappelijke Verklaring van 10 december 2012 voor de realisatie van netwerken en zorgcircuits in de GGZ voor kinderen en jongeren’ goedgekeurd op 24 februari 2014.

Daarnaast hebben een aantal casussen in de media de vraag naar een nieuw beleid versterkt. Om een antwoord op deze vraag te bieden heeft de federale regering bijkomende middelen voorzien om het nieuw beleid, zoals beschreven in de gids, op de werkvloer te concretiseren. Bijkomende financiering verschaffen in tijden van besparing is echter allesbehalve evident. Daarom wordt aan het werkveld een duidelijk engagement gevraagd om het nieuw beleid weloverwogen en snel te implementeren. Netwerking vraagt echter tijd. Anderzijds is een duidelijk beleidskader met een strikte timing één van de randvoorwaarden om netwerking efficiënt en effectief te implementeren.

Het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid zal stapsgewijs worden geïmplementeerd en rekening houden met de mogelijkheden van ieder netwerk. Alle netwerken kunnen beschikken over bijkomende middelen.

Netwerking vormt het uitgangspunt van het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid voor kinderen en jongeren. Alle partners uit de geestelijke gezondheidszorg dienen hun rol binnen de netwerken op te nemen. Vanuit overheidsstandpunt is het ondenkbaar dat een partner uit de geestelijke gezondheidszorg zou weigeren om deel uit te maken van een netwerk of zijn engagementen in het netwerk niet zou nakomen. Uit de weigering tot deelname aan het nieuw beleid volgt dat men geen aanspraak kan maken op bijkomende financiering, zowel voor wat betreft de financiële middelen van de federale overheid, als voor wat betreft de historisch toegekende of toekomstige middelen van alle betrokken overheden.

Meer artikelen :

 

 Nieuw beleid

 

Het Nationaal Plan 2015-2020 heeft een einddatum: 2020. Alle overheden werken samen en engageren zich om de 36 acties tegen 2020 te realiseren. De volgorde waarin de acties in het Nationaal Plan 2015-2020 worden weergegeven houdt geen verband met de prioriteit of de chronologie van uitvoering. De timing wordt bepaald door de interkabinettenwerkgroep (ikw) ‘taskforce ggz’ op basis van maatschappelijke opportuniteiten, financiële mogelijkheden, …

Het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid zal stapsgewijs worden geïmplementeerd. Er zijn financiële middelen voor alle netwerken die samen het volledige Belgische grondgebied omvatten.

In een eerste fase ligt de nadruk op de creatie en de coördinatie van netwerken (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, actie 12). De werkingsgebieden van de netwerken vallen samen met de provinciale territoria en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Van zodra er op het terrein functionerende netwerken tot stand zijn gekomen, in overeenstemming met de visie, uitgangspunten en het model beschreven in de gids, wordt de tweede fase van het nieuwe beleid geïmplementeerd. In die tweede fase staat de ontwikkeling van een programma crisiszorg centraal (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, acties 11, 13, 15 , 16 en 17).

De derde en vierde fasen worden voorzien vanaf begin 2016 en zullen de realisatie van de programma’s ‘assertive care’ en ‘liaison’ omvatten (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, acties 10 , 13, 15, 16 en 18).

De exacte timing van de lancering van deze volgende fasen is niet vastgelegd.

Bij de implementatie van de verschillende fasen zal rekening worden gehouden met de mogelijkheden van ieder netwerk: er kunnen verschillende startdata worden bepaald.

Vroegtijdige opsporing en interventie zijn fundamenteel. Daarom vormt deze functie de basis van het activiteitenprogramma ‘universele preventie en gezondheidspromotie’ (cfr. gids, hoofdstuk 3.2.2.). Daarin wordt uitdrukkelijk naar infants, peuters en kleuters (0 tot 6j.) verwezen. Actie 21 van het Nationaal Plan 2015-2020 richt zich eveneens op deze leeftijdsgroep (cfr. gids, hoofdstuk 2).

Het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid hecht zeer veel belang aan de scharnierleeftijdsfase van 18 tot 23 jaar. De gids verwijst er regelmatig naar (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, acties 12, 13 en 18 ).

De ‘Aanvullende Gemeenschappelijke Verklaring op de Gemeenschappelijke Verklaring van 10 december 2012 voor de realisatie van netwerken en zorgcircuits in de GGZ voor kinderen en jongeren’, die integraal deel uitmaakt van de gids, vermeldt: “Er kunnen ook programma’s over netwerken heen ontwikkeld en vervolledigd worden”. De ontwikkeling van een netwerk binnen elk provinciaal territorium en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is echter prioritair. Samenwerking over netwerken heen is mogelijk, bv. voor bepaalde doelgroepen die een specialistische kennis en expertise vereisen.

Het nieuwe beleid richt zich op alle kinderen en jongeren. In welke mate wordt er aandacht besteed aan specifieke doelgroepen ?

Het nieuw geestelijk gezondheidsbeleid is gebaseerd op een globale en geïntegreerde aanpak voor kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar en hun context. De gids vermeldt eveneens: “Wel kan overwogen worden om voor specifieke doelgroepen in specifieke modules te voorzien.” (hoofdstuk 1.2.) en “Een programma kan zich richten naar een specifieke zorginhoud (bv. crisiszorg), een concrete leeftijdsdoelgroep (bv. infants) of een subpopulatie met specifieke noden (bv. jongeren met een psychiatrische problematiek die onder een justitiële maatregel vallen, jongeren met een verslavingsproblematiek, …)” (hoofdstuk 3.2.2.). Het is essentieel dat deze modules of programma’s deel uitmaken van een netwerk. Programma’s voor specifieke doelgroepen of subpopulaties focussen sterk op de functie ‘uitwisselen en samen inzetten van expertise’. De daarin verworven expertise moet worden ingezet om andere programma’s te ondersteunen en te versterken.

 

Programma's

 

De verantwoordelijke arts stuurt voor het netwerk de uitoefening van de basisopdrachten of functies in de verschillende programma’s aan. Daarnaast kan hij of zij klinische activiteiten uitvoeren. Samen met de netwerkcoördinatie gaat de verantwoordelijke arts na op welke manier programma’s kunnen worden bijgestuurd om beter te beantwoorden aan de noden van kinderen en jongeren met psychische of psychiatrische problemen en hun context, en welke rol de verantwoordelijke arts hierin kan spelen. Specifiek in het programma crisiszorg is hij of zij verantwoordelijk voor de klinische werking van het team dat instaat voor de mobiele crisiszorg. De taken van de verantwoordelijke arts worden onder maximum twee personen verdeeld.

De eigenlijke organisatie en coördinatie van het overleg in het netwerk behoren tot de exclusieve verantwoordelijkheden van de netwerkcoördinatie.

Er wordt per netwerk een jaarlijks budget van 175.000 euro voor 1 voltijdse functie (38u) voorzien. De rol en de financiering van de verantwoordelijke arts zullen in de loop van elke fase van implementatie van het nieuw beleid worden geëvalueerd en, indien nodig, worden bijgestuurd.

Doorheen het ganse zorgtraject staan het kind, de jongere, en zijn of haar thuis- en leeromgeving centraal. Steeds rekening houden met de noden van de betrokken kinderen, jongeren en hun context is een noodzakelijke voorwaarde om zorg-op-maat aan te bieden en om een laagdrempelige, betrokken zorg te realiseren. De gids benadrukt het belang van een outreachende geestelijke gezondheidszorg. Dat betekent echter niet dat er enkel outreachend en mobiel gewerkt moet worden. Integendeel zelfs, de gids geeft uitdrukkelijk aan dat de ambulante zorg moet worden versterkt om een toegankelijk en betaalbaar zorgaanbod te garanderen (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, acties 16).

  

 Financiering

 

De gids stelt dat bestaande (piloot)projecten, inspirerende praktijken en nieuwe initiatieven geëvalueerd en bijgestuurd zullen worden met het oog op een structurele erkenning en financiering (cfr. gids, Nationaal Plan 2015-2020, acties 4). Dit engagement is onderschreven door alle overheden. De federale overheid komt dit engagement na door elk pilootproject dat d.m.v. een B4-overeenkomst gefinancierd wordt, te evalueren en, indien nodig, bij te sturen om het te integreren in het nieuw beleid.

Omdat het nieuw beleid in fasen wordt geïmplementeerd, vindt ook de integratie van de betrokken projecten in de netwerken gefaseerd plaats. De werking en het aanbod dat door de projecten wordt gerealiseerd zal voortaan vanuit het netwerk worden aangestuurd. Samen met de betrokken stakeholders van de pilootprojecten wordt nagegaan op welke wijze de integratie zo vlot mogelijk kan verlopen. Daarbij wordt noch de individuele casusopvolging noch de organisatorische aanpak uit het oog verloren. De bestaande teams worden niet afgeschaft. Ze worden versterkt en in de netwerken geïntegreerd. De door hen ontwikkelde expertise en samenwerkingspraktijken vormen een aanzienlijke meerwaarde in het nieuw beleid.

Voor de realisatie van de programma’s crisiszorg zullen bv. volgende onderdelen van het huidig federaal gefinancierde mobiel aanbod in de netwerken worden geïntegreerd: de 13 mobiele teams gecreëerd in het kader van het pilootproject ‘GGZ-jeugd m.b.t. psychiatrische zorg voor kinderen en jongeren in de thuissituatie d.m.v. outreaching’ en de 3 mobiele teams, verbonden aan de crisisK-bedden, gecreëerd in het kader van het federale pilootproject ‘justitiële jongeren met een psychiatrische problematiek’.

In het programma assertive care (derde fase) zullen volgende projecten geïntegreerd worden: de 3 teams mobiele interventiecel (MIC) dubbele diagnose voor minderjarigen en de resterende mobiele teams, verbonden aan de ForK-, IBE- of SGA-bedden, gecreëerd in het kader van het federale pilootproject ‘justitiële jongeren met een psychiatrische problematiek’

Inzake de mogelijke integratie van het mobiel team in het kader van het pilootproject ‘GGZ-jeugd m.b.t. intensieve zorgen voor SGA-jongeren’, evenals gelijkaardige teams gefinancierd in het kader van RIZIV-conventies en/of de gemeenschappen, wordt op overheidsniveau verder afgestemd.